OSSE HISTORIE
VEERTIGDAGENTIJD EINDIGT OP PAASZONDAG
Foto: Vastentrommeltje, particuliere collectie.
Vastentijd Er gaat geen Ramadanmaand voorbij of er wordt veel aandacht besteed aan de strenge vasten waaraan gelovige Islamieten zich onderwerpen. Maar het is nog niet zo heel lang geleden dat ook katholieken veertig dagen vastten, voorafgaande aan paaszondag, de dag waarop de opstandig uit het graf van Jezus Christus wordt herdacht. De vastenperiode begint op Aswoensdag, de woensdag die volgt op carnaval. Wie goed telt, zal merken dat het in totaal 46 dagen zijn die deze twee feesten scheiden. Waarom dan de naam "veertigdagentijd"? Dat komt omdat op de zes zondagen niet werd gevast.
Nog maar 50 - 60 jaar geleden organiseerden de Osse parochies op de carnavalszondag, -maandag, en -dinsdag het Veertigurengebed. Veertig uur lang werd dan door groepen gelovigen in de kerk gebeden. De sociale controle was groot. Schoolklassen gingen er samen naar toe. Voor de overige parochianen had pastoor Van Vlerken van de Don Bosco kerk iets slims bedacht: als je adres eindigde op een 8 werd je geacht vanaf acht uur in de ochtend één uur in de kerk aanwezig te zijn. De volgende groep waren mensen wier huisnummer eindigde op 9 enz. Vaak werden ook predikers van buiten aangetrokken die de Ossenaren eens goed de les moesten lezen over de gevaren van het carnaval.
In de vastenperiode die daarop volgde lag het verenigingsleven zo goed als stil. De Sirene doet in 1955 verslag van een bijeenkomst van culturele verenigingen op het stadhuis. Voorzitter Kraak van de Osse Operavereniging beklaagt zich bitter dat hij zowel in de adventstijd (vóór kerst) als ook in de vastentijd geen gebruik mag maken van het Bondsgebouw. De zaal is eigendom van het kerkbestuur en dat wil hooguit kerstspellen en 'toepasselijke opera's' toestaan. Dat komt neer op 10 weken waarin geen optredens mogelijk zijn.
Foto: Bondsgebouw.
Velen zullen zich nog herinneren dat in katholieke gezinnen op Aswoensdag de vastentrommeltjes op tafel kwamen; één voor elk kind. Daarin moesten alle snoepjes en zoetigheden worden opgeborgen die je tijdens de vastentijd cadeau kreeg. Dat kon leiden tot onderlinge wedijver, wie het meest had gespaard. Zeker als de trommels mee moesten worden genomen naar school. De inhoud werd er niet smakelijker op: plakkerige zuurtjes lagen tegen zachte engelse drop en zoute munten aan.
In het Stadsarchief bevinden zich een aantal stukken uit de 19e eeuw waarin bisschop Godschalk van Den Bosch voorschrijft wat katholieke mensen wel en niet mogen doen in de vastenperiode. De toen geldende kerkelijke vastenwet verplichtte de gelovigen in de leeftijd tussen 21 en 59 jaar zich te beperken tot één volle maaltijd per dag. 'Enig voedsel' ‘s morgens en ‘s avonds was toegestaan. In beginsel heeft men zich in de veertigdagentijd ook te houden aan de onthoudingswet en mag niemand boven de 7 jaar vlees eten en ook geen soep van vlees of jus.
Maar dankzij een bijzondere vergunning van paus Leo XIII waren een aantal 'verzachtingen' toegestaan: op zondag, maandag, dinsdag en donderdag mocht vlees wel, uitgezonderd de donderdag volgend op Aswoensdag en de dinsdag en woensdag in de 'Goede Week', de week vóór Pasen. Op zondag mocht zelfs bij alle maaltijden vlees worden gegeten; op zondagen werd immers niet gevast. Het was echter niet toegestaan om op één en dezelfde dag vlees èn vis te gebruiken, wel vis samen met gesmolten dierlijk vet (b.v. reuzel). Dat vet mocht nagenoeg de hele periode worden gebruikt. Uitgezonderd waren de vrijdagen, zaterdagen en Quatertemper-woensdag, de woensdag na de eerste zondag van de vastenperiode. Zuivel en eieren waren altijd toegestaan, behalve op Goede Vrijdag.
Een behoorlijk ingewikkelde aangelegenheid dus, die er op neer komt, dat volwassenen zich op alle dagen -behalve zondagen- moesten beperken tot één maaltijd, maar dat die maaltijd op de meeste dagen wel vlees mocht bevatten. Echter, wie van deze dispensatie gebruik wilde maken, moest er wel iets voor doen. Vleeseters moesten voor elke dag zeven Onze Vaders en zeven Weesgegroetjes bidden of met Pasen 10 centen offeren. Het gebruik van eieren, zuivel en vet was goedkoper: 5 centen dan wel dagelijks (!) vijf Onze Vaders en vijf Weesgegroetjes.
Foto: Afroepboek, Parochie-archief Don Bosco Oss.
Tot ver in de jaren zestig van de 20e eeuw verkondigt pastoor Van Vlerken op elke vastenzondag welke dagen van de week verplichte vasten- en onthoudingsdagen zijn. Alle pastores doen dat. Het is toeval dat de 'afroepboeken' van Van Vlerken bewaard zijn gebleven. Door het Tweede Vaticaanse Concilie verandert veel in de Katholieke kerk, ook de voorschriften over het vasten. Zij worden zo goed als allemaal afgeschaft. De Nederlandse bisschoppen spreken in 1989 uit: "Wij bepalen dat Aswoensdag en Goede Vrijdag dagen van verplichte vasten en onthouding in spijs en drank zijn en dat verder het bepalen van de wijze van de beoefening van boete en onthouding aan het eigen geweten en initiatief van de gelovigen wordt overgelaten." En zo is het nog steeds.
Tekst: Agnes Lewe. Dit artikel is onder de rubriek "Uit het Stadsarchief" in februari 2010 verschenen in de Regio Oss.
Terug
|